Er is bij dhr. sprake van inactiviteit, lethargie, en mogelijk ook van avolitie: Dhr. kan weinig tot niets bedenken wat hij zou kunnen ondernemen.
Bij voorkeur kijkt hij TV en drinkt hij alcohol.
Tijdens visuele hallucinaties reageert dhr. op wat hij ziet, maar door het gesprek heen zijn er geen opvallende gedragingen.