Mw. ervaart pijn en benoemt deze als haar centrale klacht.
Door de alsmaar aanwezige pijn ervaart ze minder plezier aan het leven en interacties met bijv. haar partner. Hierdoor heeft ze er weet van dat ze psychisch minder functioneert.
Mw. kan geen oorzakelijk verband leggen tussen haar lichamelijke klachten en haar psychisch disfunctioneren.
Omgekeerd ziet mw. ook niet in dat juist haar psychisch disfunctioneren haar lichamelijke klachten in standhoudt. Met verbazing vertelt ze dat ze pijnvrij was tijdens een vakantie in Thailand.
De ontspanning die ze tijdens deze vakantie ervoer wordt niet gerelateerd aan pijnvrij zijn.